Studentenprotest als slavenmoraal voor de armen
21 05 2024
Dankzij het oplevende linksislamisme kunnen universiteitsbestuurders echte vernieuwing aan het eind van het liedje weer netjes onder het tapijt vegen.
Antizionisme is het nieuwe antisemitisme
In deze tijd van studentenprotesten die islamisten en transmensen met elkaar verbinden in hun Jodenhaat, denk ik nog wel eens terug aan die 'goeie' ouwe tijd van Lenin, die ook de macht greep door zich als vrouw te verkleden, om vervolgens ideologisch gehersenspoelden de moordpartijen in de goelags te laten uitvoeren. Want al mogen we het van traditioneel, Jakobijns links eigenlijk niet zeggen, het bolsjewisme leek als twee druppels water op het nazisme. Ik herinner er dus nog maar weer eens aan dat het woord ‘nazi’ is afgeleid van het woord nationaalsocialist.
Niet zo gek dus dat communisten overal ter wereld door het Molotov von Ribbentrop pact gedurende twee jaar collaboreerden met de nazi’s. Stalin was immers de baas van alle communisten, ook van de Nederlandse.
En het antisemitisme van Stalin was net zo evident als dat van Hitler. Datzelfde antisemitisme zien we ook nu weer opduiken in de vorm van antizionisme. Want zoals ik al eens schreef: antizionisme is het nieuwe antisemitisme. Zionisme betekent immers dat je een staat wil voor de joden op de plek van het huidige Israël. Als je daar tegen bent, ben je dus voor de verdrijving van de Israëlische joden. En dit antisemitisme heeft een bijna tweeduizend jaar lange historie.
Om staatsreligie te worden moest het Christendom antisemitisch worden
In het eerste deel van het boek Décadence (Verval) van de Franse filosoof Michel Onfray wordt de ontstaansgeschiedenis van het Christendom gebruikt als opmaat naar een beschrijving van het verval van onze joods-christelijke cultuur. Onfray constateert in zijn boek dat het Christendom antisemitisch moest worden om in de vierde eeuw uiteindelijk van sekte staatsreligie te kunnen worden. Dit antisemitisme treffen we bijvoorbeeld aan in de ‘brieven aan de Thessalonikers’ van de dertiende apostel Paulus.
Omdat het Christendom in oorsprong een joodse sekte was, was het voor de sekteleden namelijk van belang om zich af te zetten tegen diegenen van hun volk die van mening bleven dat de messias nog moest komen. Iets vergelijkbaars gold voor de islam, een religie die deels voortkwam uit een andere joodse sekte; de Ebionieten.
Zowel Christendom als Islam zijn behalve antisemitisch ook proselitisch, wat wil zeggen dat ze de hele wereld willen bekeren. Want een religie is een sekte die geslaagd is - in haar bekeringsdrift. En een minimale eis voor effectief proselitisme, is beweren dat andere religies het bij het verkeerde eind hebben.
Zowel koran als bijbel staan dan ook bol van de Jodenhaat, wat sinds het begin van onze jaartelling de vervolging van en moord op joden overal ter wereld heeft gelegitimeerd.
Paulus schreef niet alleen antisemitische teksten. Hij was, vóór zijn bekering, toen nog als de joodse Saulus, ook aanwezig bij de steniging van een ketter, in casu de eerste Christelijke martelaar Stefanus. Het zegt iets over de aard van het beestje, want als Christen was Paulus niet minder hardvochtig tegenover ketters; niet alleen tegen joden, maar tegen iedereen die het waagde in iets anders te geloven dan in zijn God.
De neuroses van Paulus
Saulus was niet getrouwd en in de - uiteraard apocriefe - geschriften over Paulus kan je lezen dat hij ‘klein, mager en kaal was, doorlopende wenkbrauwen, een kromme neus, x benen en een baard’ had. Een geloofwaardige hypothese is dat Saulus een hardvochtige, ascetische versie van het Christendom omarmde omdat hij de haat die hij voelde voor zijn eigen lichaam wilde opleggen aan de rest van de wereld, zodat de mensen een beetje meer op hem zouden gaan lijken.
De haat die Paulus voelde voor het genieten van het leven hier op aarde is namelijk een rode lijn in zijn bijbelhoofdstukken. Een bloemlezing van Paulus’ neuroses is lang: hij haatte behalve het leven en vrouwen ook de cultuur, niet-christelijke boeken, intelligentie en het vrije denken. En hij vierde de onderwerping aan een geloof in de mythe van een historische Jezus - die door hem getransformeerd werd tot een Christus met het zwaard.
Verder had Paulus naast een passie voor de dood ook een passie voor zijn eigen pathologie, die hij, enigszins schimmig, omschreef als een 'splinter'. Zo bezien is het wel in lijn met Paulus’ leer, dat ook het Christendom thanatofiel, oftewel een doodscultus is - en een hypothese is dat de schimmige splinter van Paulus een metafoor zou zijn voor zijn impotentie. Een impotentie die een verklaring zou kunnen zijn voor zijn misogynie en voor de reden waarom hij het celibaat als ideaal voorschreef. Wanneer dat celibaat niet mogelijk was adviseerde Paulus, als minst slechte van vele kwaden, een huwelijk met één vrouw. Een huwelijk waarin je niet mocht scheiden, waarin overspel een zonde was en waar seks alleen was toegestaan om jezelf voort te planten - opdat Gods leger van gelovigen zou groeien.
Paulus was ook degene die van de vredelievende Jezus van de andere wang en de naastenliefde een ascetische, moordlustige Christus maakte. Paulus wordt dan ook meestal afgebeeld met een zwaard. Overal waar Paulus kwam gingen 'heidense' boeken in vlammen op, om ze te vervangen door zijn woord van God.
Het Christendom als slavenmoraal
Een bijzondere anekdote over Paulus is het moment waarop hij zijn opwachting maakt in Athene, waar hij is om de Atheners te bekeren. De Atheners richtten naar aanleiding van zijn komst een altaar op voor de, tot dan toe onbekende, God van Paulus. De reactie van Paulus sprak boekdelen; geen bedankje kon er af voor dit schoolvoorbeeld van polytheïstische tolerantie, maar slechts moraline avant la lettre: want wat dachten de Atheners wel, er was maar één god; die van Paulus zelf! Een mooi voorbeeld van het verschil tussen monotheïsme en polytheïsme; want voor het polytheïsme maakt één God meer of minder niet zoveel uit.
Tolerantie voor andere overtuigingen was zeg maar niet de sterkste kant van de Paulinische versie van het Christendom, dat sinds keizer Constantijn in de vierde eeuw de officiële leer van het Romeinse rijk werd, met de jezuïetenorde van paus ‘Franciscus’ (een bijzondere naam voor een Jezuïet) als leidende orde voor het te vuur en te zwaard verdedigen en verbreiden van het geloof.
Door het verbond tussen adel en geestelijkheid konden Europese volkeren dankzij de volgens Nietzsche typisch Christelijke slavenmoraal meer dan duizend jaar lang op feodale wijze worden onderdrukt met een beroep op hun gehoorzaamheid aan de koning en haar adellijke en geestelijke handlangers; want dat waren volgens het Christendom de vertegenwoordigers van God op aarde. Dit alles uiteraard met het oog op de belofte van een gelukkiger leven in het hiernamaals.
Dat het leven in slavernij voor de gemiddelde Christen gedurende de eerste duizend jaar een aaneenschakeling van fysieke en geestelijke leegte was, diende de echte Christen voor lief te nemen. Er was immers die belofte van een gelukkiger hiernamaals. Een oproep van staatswege, door een door God aangestelde keizer, tot het afzien van genieten in het enige leven dat we hebben, was de vrijheid onderdrukkende en antirevolutionaire kant van het Christendom als slavenmoraal.
Moderne scholastiek
In een Christendom met haar eucharistie waarin hostie en wijn letterlijk lichaam en bloed van Christus moesten worden was de scholastiek essentieel. Meer dan duizend jaar lang bestond de filosofie op Europese universiteiten uitsluitend uit deze ‘filosofische’ versie van theologie. De meer dan driehonderd boeken van een atomist als Epicurus werden dan ook vernietigd door het Paulinische Christendom, maar boeken van filosofen wiens filosofie door de scholastiek in overeenstemming konden worden gebracht met het Christendom vinden we ook nu nog steeds in groten getale terug op de universiteiten; ze worden er beschreven, bestudeerd en onderwezen. Over Leucippes, Democritus, Epicurus, Lucretius, La Boétie, Montaigne of de hedendaagse filosoof Michel Onfray horen en lezen we nooit iets, terwijl Plato en Aristoteles zich kunnen verheugen in de warme belangstelling van dìe filosofen die lesgeven aan de universiteiten. Zou er wellicht een verband bestaan tussen het op fabeltjes gebaseerde idealisme van Plato en het idealisme van de studentenprotesten?
Hoe dan ook, de oorzaak van dit alles is even eenvoudig als huiveringwekkend. Universiteiten, die door naïevelingen bolwerken van de ratio en van waarheidsvinding worden genoemd, zijn in werkelijkheid ook nu nog instituten die, nu dan met een nieuw soort scholastiek, de rede in overeenstemming moeten brengen met de ideologie of het 'geloof' van dienst.
Universiteiten werden niet voor niets ooit opgericht door de katholieke kerk. Zie daar de verklaring voor het enthousiasme op universiteiten voor allerlei vormen van geloof; geloof in de liberale EU en de liberale oligarchie als de maat der dingen, geloof in het liberalisme, het wokisme, de transgenderideologie, het amerikanisme, geloof in een oneindige oorlog met Rusland, geloof in het antikolonialisme, geloof in het wokisme, en natuurlijk geloof in het linksislamisme van de antizionisten en Hamas verheerlijkers. Universiteiten zijn al meer dan duizend jaar in dienst van de heersende ideologie - en zullen dat vermoedelijk nog wel een tijdje blijven ook.
Misschien is dit ook wel de reden dat de meest interessante filosofen uit de geschiedenis; zoals daar zijn Leucippus, Democritus, Epicurus, Lucretius, Montaigne, Nietzsche of Onfray, nooit op een universiteit hebben lesgegeven in de filosofie. Omdat echte waarheidsvinding, in tegenstelling tot het dualisme van Plato of de dialectiek van Aristoteles, niet geaccepteerd wordt op universiteiten - omdat waarheidsvinding nooit in overeenstemming is te brengen met de ideologie van dienst.
De slavenmoraal van de antizionisten
Nietzsche noemde het Christendom een slavenmoraal voor de armen. Want meer dan duizend jaar vrijheid onderdrukkende joods-christelijke cultuur doet iets met de dominante cultuur, en met de subculturen die zich bevinden in die joods christelijke cultuur. Niet de christelijke erfzonde wordt overgeërfd, maar de slavenmoraal, zoals we ook al bij la Boétie lazen: als je in onvrijheid wordt geboren omdat je ouders, je leraren en je leiders onvrij waren, blijf je, schijnbaar steeds zeldzamer wordende uitzonderingen daargelaten, zelf ook onvrij, omdat media en universiteiten - in plaats van de rede - ideologie en dus onvrijheid onderwijzen.
Dit gevoegd bij een steeds totalitairder en federaler wordende overheid, met steeds grotere bestuurlijke samenvoegingen van gemeenten, gekoppeld aan steeds minder democratie en soevereiniteit van land en bevolking - en het oprukkende Amerikanisme, maken dat zowel studentenprotesten als politiek steeds leger en dommer worden, en voornamelijk achteruit werken, omdat niet alleen de ideologieën die omarmt worden steeds dommer zijn, maar zeker ook de leidende figuren van die ideologieën. Het had niet voor niets maar een haartje gescheeld of de miljonair Ronald Plasterk was onze nieuwe minister-president geworden.
Natuurlijk hebben die leidende figuren wel door dat hun kaartenhuis in elkaar zou storten als de democratie versterkt zou worden, en dus zorgen ze er met hun vrienden in media en onderwijs angstvallig voor dat de discussie niet gaat over democratische vernieuwing, maar vrijwel uitsluitend over onzinnige vragen als: kun je ook een vrouw worden als je als man geboren bent of: is Hamas nu wel of geen verzetsbeweging?
Discussies die momenteel vooral worden gevoerd door al dan niet onherkenbaar vermomde mensen - met anonieme namen op internet, met pruiken en make-up of met Palestijnse sjaals op de universiteiten. Terwijl dat eigenlijk helemaal niet nodig is, want door hun gebrek aan denkkracht zullen dit soort 'opstandelingen' razendsnel vergeten zijn. Wat niet zal voorkomen dat de toekomst niet mals zal oordelen over de concrete, praktische resultaten van hun idealisme. Het lijkt haast wel alsof degenen die revoluties leiden nooit in staat zijn om ook de gedachten te leiden.
Studentenprotest als kans om echte vernieuwing onder het tapijt te vegen
Gelukkig zijn er in de geschiedenis ook uitzonderingen die de regel bevestigen: de commune van Parijs, met Louise Michel en het Palingoproer in Amsterdam, met Jan Fortuyn - om maar eens twee voorbeelden te noemen. Twee socialisten van het eerste uur die elkaar ook kenden; Louise Michel logeerde zelfs ooit bij de Amsterdamse arbeiders-voorman Fortuyn toen ze, na haar ballingschap, in Amsterdam een voordracht hield over de commune van Parijs, waar haar grote liefde, samen met tienduizenden anderen, zonder enige vorm van proces werd gefusilleerd - door Jakobijns Links, onder aanvoering van Adolf - opvallende naam - Thiers.
De momenteel tegen de ‘genocide’ in Gaza protesterende studenten moeten mensen als Michel en Fortuyn node missen, want met dergelijke intellectuelen als voorman of -vrouw was hun focus wellicht wat doordachter geweest (Fortuyn zei bijvoorbeeld, toen hem verweten werd dat hij als socialistische voorman verantwoordelijk zou zijn voor het palingoproer, dat hij niet begreep wat paling trekken met socialisme te maken had), en hadden ze niet volstaan met het kopiëren van de studentenprotesten in Amerika. Misschien waren de protesten dan ook minder gewelddadig geweest en minder Paulinisch - of minder antisemitisch - van aard. En wellicht hadden de studenten dan zelfs oplossingen voor de werkelijke problemen op hun universiteiten weten te formuleren - en realiseren.
Want nu worden de studenten zoet gehouden met een fabeltje, van ‘verzetsbeweging’ Hamas, reproduceren ze Hamas-cijfers die het aantal burgerslachtoffers zouden weergeven en geloven ze in het fabeltje dat Israël een apartheidsstaat zou zijn.
Het voordeel voor universiteitsbestuurders van al deze dommigheden is dat studenten dankzij Hamas nu zo druk zijn met in opstand komen tegen de verkeerde dingen, dat echte, democratische, vernieuwing van de universiteiten aan het eind van het liedje weer netjes onder het tapijt kan worden geveegd.
J. Mekkes